Inleiding

1 Inleiding

1.1 Doel van het pedagogisch en agogisch concept

Als Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning willen we een kwalitatieve hulpverlening aanbieden aan gezinnen met jonge kinderen. Hiervoor hebben we een stevige basis nodig, een duidelijk kader waarbinnen onze werking gesitueerd kan worden. Een duidelijk geëxpliciteerde visie vormt de houvast om door alle begeleidingen heen op een agogisch en pedagogisch verantwoorde manier met ouders en kinderen om te gaan.

1.2 Pedagogisch en agogisch handelen

Wat is pedagogisch en agogisch handelen?

Bij het pedagogisch handelen staat het kind centraal. Het betekent dat we in ons handelen bewust zijn van een opvoedkundige rol naar het kind. Door deze houding willen we de ontwikkeling van het kind maximaal stimuleren. Het kind staat dus centraal, maar pedagogische acties richten zich daarom niet uitsluitend op het kind alleen. Om de ontwikkeling van het kind te bevorderen, wordt zijn gehele leefomgeving (ouders, broers, zussen, school,...) betrokken, aangezien een kind niet los gezien kan worden van zijn context.

Agogisch handelen slaat op het doelbewust en planmatig op gang brengen en begeleiden van psychosociale veranderingen bij volwassenen. Hiermee wordt dus het proces bedoeld tussen hulpverlener en ouder.

In het CKG wordt het gezin in zijn totaliteit begeleid. Er wordt gehandeld naar kinderen én naar ouders toe. Het pedagogisch en agogisch concept zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden.

 

2 Doelgroep en doelstelling van het CKG

Als CKG onderschrijven we de omschrijving van doelgroep en doelstelling zoals beschreven in het Besluit van de Vlaamse Regering (art 2, januari 2013):

“Een CKG is een voorziening die hulp biedt aan gezinnen, in al hun diversiteit, met kinderen van 0 tot en met 12 jaar of in het basisonderwijs. Het biedt een tijdelijk hulpaanbod aan voor opvoedingsproblemen als de situatie van dien aard is dat ze nog gekeerd kan worden zodat de ouders de opvoeding verder op eigen kracht kunnen aanpakken.

De kernopdracht van een CKG bestaat uit het aanbieden van mobiele en ambulante begeleidingen, crisisopvang en korte residentiële opvang. De hulpverlening die onder deze kernopdracht valt, is rechtstreeks toegankelijk en vertrekt vanuit de bereidheid van de ouders om hieraan mee te werken.”

CKG Glorieux voert de kernopdracht uit zoals hierboven beschreven is. Het hulpaanbod valt volledig binnen de vrijwilligheid en binnen de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (voor de toegangspoort). Doelstelling van de begeleiding is om via gerichte, integrale begeleiding te voorkomen dat langdurigere en/of intensievere hulp nodig wordt. Met het mobiele, ambulante en residentiële aanbod richten we ons naar àlle gezinnen, met speciale aandacht voor de maatschappelijk kwetsbare gezinnen. De tuimelwerking richt zich daarnaast specifiek naar de gezinnen met (zeer) jonge kinderen. Ons (kort) residentieel aanbod is bedoeld als sociaal vangnet voor die gezinnen die acuut nood hebben aan rust in het opvoedingsgebeuren, of die omwille van specifieke omstandigheden de opvoeding tijdelijk niet op zich kunnen nemen. We vertrekken steeds met het perspectief op een terugkeer naar huis.  

 

3 Kader voor het pedagogisch en agogisch concept

Het concept is enerzijds gebaseerd op een aantal maatschappelijke waarden met betrekking tot kinderen en gezinnen die momenteel algemeen erkend worden. Nationale en internationale regelgeving geeft ook mee richting aan het denken en handelen in het CKG. Daarnaast is het concept ook gebaseerd op een aantal wetenschappelijk onderbouwde theorieën en inzichten. Tenslotte bouwt de visie van het CKG verder op de missie van de VZW Werken Glorieux en meer gespecifieerd de opdrachtsverklaring van het kinderverblijf Glorieux.

 Maatschappelijke waarden

  • Belang van de minderjarige

In heel de werking van het CKG staat steeds het belang van het kind centraal. Bij het opstarten en afsluiten van begeleidingen, bij de opmaak en werkwijze van doelen, bij het nemen van beslissingen in de hulpverlening, in de communicatie met kinderen, ouders en derden,… is het belang van het kind steeds de belangrijkste overweging.

Het belang van het kind is een veelomvattend begrip en wordt steeds in elke situatie opnieuw bepaald in dialoog met alle betrokkenen. Het vormt de houvast voor het nemen van beslissingen, ook in moeilijke situaties.

  • Laagdrempeligheid

Het CKG neemt een warme, verwelkomende houding aan naar elke ouder en kind. We proberen ouders en kinderen op hun gemak te stellen en willen hen laten ervaren dat zij in alle vertrouwen hun hulpvragen kunnen stellen.

Het CKG waakt ervoor dat ook het financiële geen drempel mag zijn om hulp te vragen of te verkrijgen.

  • Respect voor eigenheid

Elke persoon (kind, ouder, hulpverlener) heeft zijn eigen achtergrond, zijn eigen competenties en valkuilen,… Het CKG heeft respect voor deze diversiteit en werkt bewust vanuit een waarderende en niet-discriminerende houding. In de begeleidingen komt dit respect voor de eigenheid ook terug in de vraaggestuurde werking: we vertrekken van de vraag van het individuele gezin en passen geen kant en klare oplossingen toe, maar werken flexibel, op maat en op tempo van het kind en de ouders.

  • Positieve ingesteldheid

Het CKG gelooft in de goede intenties van ouders en kinderen en begeleiders. Samen willen we het beste bereiken voor het kind. Ondanks aanwezige moeilijkheden en problemen willen we deze ingesteldheid behouden, willen we opnieuw kansen geven en proberen we situaties en gedrag ook zodanig te herkaderen dat we begrip kunnen opbrengen voor de andere partij. Wederzijds begrip is de sleutel tot samenwerking. Elke kleine vooruitgang willen we aandacht geven. Ouders en kinderen worden sterker gemaakt doordat ze zich meer en meer bewust worden van deze vooruitgang. Begeleiders zullen deze positieve ingesteldheid ook stimuleren bij het gezin.

  • Deskundigheid

Het CKG wil professionele en deskundige begeleiding bieden aan gezinnen. Dit houdt in dat we doelgericht, doordacht en planmatig te werk gaan. Overleg met collega’s,  samenwerking met andere diensten, interne en externe vorming helpen mee bouwen aan zowel inhoudelijke als procesmatige deskundigheid.

  • Open communicatie

In het CKG streven we een open en transparant beleid na. Naar gezinnen toe houdt dit in dat we hen duidelijk en eerlijk informeren over onze manier van werken, over het verloop van begeleidingen, over het bespreken van bezorgdheden,… Ook tussen collega’s onderling willen we zo’n open sfeer stimuleren waardoor collega’s elkaar constructieve feedback kunnen geven en we kunnen leren van elkaar en samenwerken met elkaar.

  • Participatie

Het CKG ondersteunt de visie dat de hulpverlening geen eenrichtingsverkeer is. De stem van ouders én kinderen verdienen een plaats in het hulpverleningsproces. Het CKG wil inspanningen leveren om participatie voor alle betrokkenen en op alle niveaus te stimuleren en te waarderen. “Ouderparticipatie is de betrokkenheid in de uitvoering van de hulpverlening zodanig dat er sprake is van een gelijkwaardige samenwerkingsrelatie met de hulpverleners. Door die betrokkenheid wordt er recht gedaan aan de verantwoordelijkheid van het ouderschap en aan de hulpvraag van de ouders” (Dekker & Van den Bergh, 2002). Ouderparticipatie wordt heel breed opgevat, en gaat van ‘mee-weten tot mee-doen tot mee-praten tot mee-beslissen’! Ook kinderparticipatie is van belang: het kind heeft het recht zijn mening te uiten over zijn hulpverlening. Hieraan dient in de mate van het mogelijke een passend gevolg gegeven te worden, in overeenstemming met de leeftijd en maturiteit van het kind.

 

3.2 Regelgeving

  • Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989)

Het kinderrechtenverdrag legt de bescherming van verschillende rechten van het kind op internationaal niveau vast. Het verdrag stelt expliciet het belang van het kind voorop (art. 3). Het kind heeft recht op een zo goed mogelijk leven en ontwikkeling (art. 6). Ouders worden expliciet vermeld als eerste opvoedingsverantwoordelijken en dienen in die verantwoordelijkheid rekening te houden met de leeftijd van het kind (art. 5). Ouders dienen kinderen te helpen bij het opgroeien, en moeten ook hulp kunnen krijgen bij de opvoeding van hun kind (art. 18).

  • Besluit van de Vlaamse Regering inzake CKG’s (januari 2013)

Het vernieuwde decreet betreffende CKG’s benadrukt de tijdelijkheid van het hulpaanbod en de bereidheid van ouders. Een CKG heeft een hulpaanbod voor opvoedingsproblemen die van die aard zijn dat de situatie nog gekeerd kan worden en dat ouders op eigen kracht verder kunnen. (art. 2)

Dit decreet verlangt ook van een CKG dat zij beschikken over een duidelijke profilering met visie, waarden en doelen, als onderbouwing van de werking. (art. 8)

  • Decreet betreffende de Integrale Jeugdhulp (maart 2014)

Het Decreet IJH vertrekt vanuit een duidelijke visie op jeugdhulp. De organisatie van Integrale Jeugdhulp wil bekomen dat minderjarigen en hun ouders of opvoedingsverantwoordelijken hulp en zorg op maat kunnen bekomen indien zij daar behoefte aan hebben (art. 5). Hierbij worden ook de accenten gelegd op het verder werken op de eigen krachten en het verhogen van de participatie in de jeugdhulpverlening (art. 9).

  • Decreet betreffende de Rechtspositie van de minderjarige in de Integrale Jeugdhulp (juli 2006)

Dit decreet zorgt voor een eigen statuut voor de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Het vormt de vertaling van het Kinderrechtenverdrag naar de Vlaamse sectoren. Dit decreet heeft een grote impact op het handelen naar kinderen toe. Het belang van de minderjarige wordt onbetwist als belangrijkste drijfveer naar voren geschoven (art. 5). Daarnaast blijkt ook het belang van andere rechten (recht op instemming (art. 8), recht op informatie (art. 11), recht op respect voor het gezinsleven (art. 13), recht op inspraak en participatie (art. 16),…). (Zie “Toepassing van het DRM in CKG Glorieux)

  • Ministerieel besluit betreffende de Kwaliteitszorg in CKG’s (2002)

Dit besluit verplicht elk CKG een kwaliteitsbeleid te ontwikkelen waarin een duidelijk pedagogisch en agogisch concept geëxpliciteerd wordt (art. 1).

  • Privacywet (december 1992) en beroepsgeheim (artikel 458, strafwetboek)

In het CKG willen we heel bewust en zorgvuldig omgaan met de informatie die gezinnen ons geven, om een veilige vertrouwensrelatie te kunnen garanderen.  Dit wordt mee gestaafd door de privacywetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer: zonder toestemming van betrokkenen zullen er nooit bepaalde persoonsgegevens publiek gemaakt worden. Het CKG is zich ook bewust van de ernst van het beroepsgeheim: Het bespreken van informatie verkregen via de begeleiding gebeurt zeer omzichtig en met medeweten van ouders en/of kinderen.

 

3.3 Theoretische kaders

Het pedagogisch en agogisch concept is gestoeld op diverse onderbouwde theorieën en inzichten. Deze vormen de uitgangspunten die aan de basis liggen van ons handelen. Enkele belangrijke invloeden zijn het contextueel denken, het systeemdenken, het krachtgericht en oplossingsgericht werken, de principes van positief opvoeden en leertheoretische en gedragstherapeutische modellen. Deze principes worden verder toegelicht in het pedagogisch en agogisch concept.

 

3.4 Opdrachtsverklaring kinderverblijf Glorieux - CKG

Ons KINDERVERBLIJF behoort tot een breder netwerk van gezondheids- en welzijnsvoorzieningen,

vzw Werken Glorieux.

Voor gezinnen met jonge kinderen, in al hun verscheidenheid, voorzien we een ruim en flexibel aanbod aan kinderopvang en preventieve opvoedingsondersteuning.

In het voetspoor van priester Stefaan Modest Glorieux (*) dragen we bij tot het bieden van maximale groeikansen aan kinderen en hun gezinnen. De meest kwetsbaren genieten onze bijzondere aandacht.

Vertrekkend vanuit het unieke van elk kind, waarborgen we optimale ontwikkelingskansen aan de ons toevertrouwde jonge kinderen. Tegelijk ondersteunen we hun ouders bij hun dagelijkse opvoedingstaak, op hun eigen ritme en met respect voor hun persoonlijke levensverhalen.

We streven voortdurend een kwalitatief hoogstaande zorgverlening na. Hierbij hebben we één doel voor ogen: het belang en het welzijn van het kind en zijn gezin. We staan voor een gezonde, veilige en geborgen omgeving, waar iedereen zich goed voelt en zichzelf mag zijn.

Al onze medewerkers, elk in hun eigen functie, dragen hiertoe bij. Ze doen dit vanuit hun kennis en kunde en ook met hun gedrevenheid, geduld, verantwoordelijkheidszin, vertrouwen en flexibiliteit.

Hun houding getuigt tevens van erkenning, waardering en respect voor iedereen. We geloven in de kracht van samen-werken en van open communicatie, zowel tussen de medewerkers van onze voorziening onderling; als met vrijwilligers, stagiairs, ouders en externe dienst- en hulpverleners.

We zien het als een dagelijkse uitdaging om onze zorgverlening voortdurend te verbeteren,vanuit een open en positieve blik op wijzigende noden in onze regio en in de maatschappij.

Binnen de afdeling ‘CENTRUM VOOR KINDERZORG EN GEZINSONDERSTEUNING’ bieden we gepaste en doordachte begeleiding aan gezinnen die een hulpvraag hebben of een acute nood ervaren bij de opvoeding van hun kinderen.

We gaan uit van de groeikracht van het gezin, richten ons op de interactie tussen ouder en kind

en geloven in positief opvoeden. Vanuit respect voor de rechten van het kind in de jeugdhulp, geven we aan het kind en de ouders een stem in het hulpverleningsproces.

Het doel van onze tijdelijke begeleiding is het gezin vaardigheden aanleren om van de opvoeding opnieuw een aangenaam gebeuren te maken. Het aanspreken van betekenisvolle steunfiguren in de thuisomgeving en het inzetten van professionele hulp maken hier deel van uit.

 

(*) Levensverhaal van E.H. Glorieux: www.werken-glorieux.be

 

4 Pedagogisch concept

4.1 Kindbeeld

Onze visie op kinderen gaat ervan uit dat ieder kind uniek is.

Elk kind heeft zijn eigen karakter en zijn eigen mogelijkheden. Elk kind heeft zijn eigen sterke punten en eigen individuele noden. Ieder kind heeft dan ook recht op een eigen aanpak. Belangrijk is om hierbij het tempo van het kind te volgen.

Elk kind heeft daarnaast ook zijn eigen verhaal, zijn eigen opvoedingsgeschiedenis. Dit speelt mee in hoe een kind is en ontwikkelt.

Het CKG biedt daarom aan elk kind een begeleiding op maat, afgestemd op zijn eigen noden en behoeften. Hierbij hebben we oog voor de talenten en kwaliteiten van het kind. We hebben daarbij ook begrip en respect voor zijn eigen achtergrond en verhaal.

Onze visie op kinderen gaat ervan uit dat ieder kind competent is.

Een kind bezit de mogelijkheden om zich te ontwikkelen en te veranderen. Een kind leert daarbij enorm veel van wat de omgeving hem aanbiedt. Een kind pikt ook veel op door observatie van anderen.

Elk kind heeft zijn eigen sterke eigenschappen, zijn eigen talenten en interesses. Door deze te versterken, helpen we kinderen om zichzelf te realiseren. Kinderen beschikken over veerkracht en zijn in staat om in allerlei situaties het beste te zien.

Om kinderen te stimuleren in hun mogelijkheden wordt hen een uitdagende omgeving aangeboden. Er wordt aandacht besteed aan het creëren van een aangenaam en positief klimaat waar kinderen kunnen leren van elkaar en hun ouders/opvoedingsverantwoordelijken. Belangrijk hierbij is om aandacht te hebben voor wat er goed loopt en kinderen erkenning te geven voor hun inspanningen.

In onze werking met kinderen hebben we aandacht voor de bekwaamheid van kinderen. Bekwaamheid houdt in dat een kind in staat is om een redelijke beoordeling te maken wat in zijn/haar belang is. We achten elk kind in staat om zijn rechten vanuit het decreet rechtspositie zelfstandig uit te oefenen. Voor drie rechten wordt een inschatting gemaakt of een kind voldoende bekwaam is (~ zie “Toepassing van het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp in het CKG Glorieux”). Deze houding maakt dat het kind als actieve partner binnen de hulpverlening erkend wordt, rekening houdende met de leeftijd en de ontwikkeling. We willen hierdoor ook voor het kind vraaggericht te werk gaan, en rekening houden met de vragen en noden van het kind.

Onze visie op kinderen gaat ervan uit dat ieder kind deel uit maakt van zijn gezinssysteem.

Een kind kunnen we nooit los zien van zijn context. Een kind heeft een onlosmakelijke band met zijn ouders.

Het CKG heeft respect voor deze band en erkent ouders bewust in hun rol als opvoedingsverantwoordelijken. De band tussen ouders en kind wordt gestimuleerd. Kinderen krijgen de ruimte en de kans om deze band te benoemen en te versterken.

 

4.2 Positie van het kind

In de gehele werking van het CKG zetten we steeds het kind centraal. Het houdt onder andere in dat we tegemoet komen aan de basisbehoeften van het kind (~ behoeftepiramide van Maslow). Deze basisbehoeften zijn:

  • Lichamelijke behoeften (eten, drinken, beweging en slaap)
  • Behoefte aan affectie (lichamelijk contact, nabijheid, knuffels)
  • Behoefte aan veiligheid en duidelijkheid (voorspelbare omgeving)
  • Behoefte aan erkenning en bevestiging (aanvaard en gewaardeerd worden)
  • Behoefte om zichzelf als kundig te ervaren
  • Behoefte aan sociaal contact en aan zingeving (verbondenheid – nood aan morele waarden)

Naast het tegemoet komen aan deze basisbehoeften, willen we het kind alle kansen bieden om zich te ontplooien en te ontwikkelen. Ontwikkelingsstimulatie is dus een belangrijke leidraad in ons handelen. We streven een gezonde ontwikkeling op alle domeinen na (sociaal, emotioneel, motorisch, cognitief, seksueel,…). We houden hierbij rekening met de sterktes en de noden van elk kind en volgen het tempo van het kind.

Opdat het kind zich kan ontplooien en ontwikkelen, is het belangrijk dat het zich goed in zijn vel voelt (welbevinden) en geboeid kan bezig zijn (betrokkenheid). Om dit te stimuleren, wordt er werk gemaakt van een positieve leefomgeving en een uitdagende leeromgeving.

Tenslotte is gehechtheid een zeer belangrijke factor die mee speelt in het welzijn van het kind. Een kind heeft nood aan betrouwbare relaties met anderen, om zelfvertrouwen en onafhankelijkheid te kunnen ontwikkelen. Een sensitief-responsieve houding van begeleiders moedigt het opbouwen van dergelijke relaties aan. Er is steeds specifieke aandacht voor de hechtingsrelaties met de eerste hechtingsfiguren van de kinderen; de ouders. Het CKG gaat uit van de contextuele visie dat ouders en kinderen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het CKG zal dan ook alle mogelijke inspanningen leveren om de kwaliteit van deze relatie te bevorderen. Inspanningen van het CKG zijn er op gericht om in de eerste plaats te vermijden dat kinderen uit huis moeten, of om ze zo snel mogelijk terug naar huis te laten gaan indien ze in het CKG worden opgevangen. Opnames in het CKG zijn dan ook maar tijdelijk, waarbij contacten met het thuismilieu sterk gestimuleerd worden, omwille van het belang van die gehechtheidsrelatie.

 

4.3 Pedagogische interactie

In het streven naar een optimaal pedagogisch klimaat hechten we veel belang aan de pedagogische interactie tussen het kind en de begeleiders. Dit vraagt een aantal specifieke vaardigheden van begeleiders.

Van begeleiders verwachten we een sensitief-responsieve houding. Vanuit het gegeven dat elk kind uniek is en zijn eigen behoeftes heeft, moeten begeleiders gevoelig zijn aan de signalen die een kind uitstuurt om daar gepast op te reageren. Dit vraagt een open houding, waarbij er met een open blik naar het kind gekeken wordt. Bij deze blik wordt er steeds rekening gehouden met de context van het kind. Gedrag en emoties van kinderen worden gekaderd binnen hun persoonlijk verhaal. Vanuit een beter begrip kunnen we tot een beter handelen komen, dat aansluit bij de noden van het kind.

Een sensitief-responsieve houding houdt ook in dat het kind actief gehoord wordt. Kinderen worden daarbij gezien als actieve, gelijkwaardige partners in het interactieproces. Participatie van kinderen wordt gestimuleerd door begeleiders door een open sfeer te creëren waar ieder zijn bijdrage mag doen.

Een sensitief-responsieve houding draagt ook bij aan het creëren van een klimaat van geborgenheid. Kinderen moeten het gevoel krijgen dat ze gehoord worden, dat ze rust en veiligheid kunnen vinden, dat ze mogen zijn wie ze zijn,…

 

Begeleiders zijn dus ook in staat om rust en veiligheid te bieden aan het kind. Rust en veiligheid voor een kind betekent onder meer dat we een voorspelbare omgeving creëren voor het kind. Het kind weet wat er van hem verwacht wordt en wat hij kan verwachten van zijn omgeving. Een duidelijke structuur, heldere afspraken en consequent handelen zijn hierbij ondersteunend. Het is een houvast voor kinderen als ze weten wat van hen verwacht wordt,  als ze weten hoe dat er gereageerd zal worden, in elke situatie opnieuw. Dit zijn aspecten die het pedagogisch handelen van begeleiders naar kinderen in het CKG mee bepalen. Het CKG neemt ook de verantwoordelijkheid op om ouders sterker te maken in het bieden van die veilige omgeving voor hun kinderen.

 

Een volgend belangrijk element in de pedagogische interactie is de warme en waarderende houding die begeleiders aannemen ten aanzien van het kind. Kinderen voelen zich geliefd en gerespecteerd door de begeleiders. Begeleiders willen dit realiseren door in hun omgang met het kind de focus te leggen op het positieve, op wat het kind wel kan, op de vooruitgang dat het realiseert. Ook naar ouders toe wordt deze warme en waarderende houding aangenomen, zodanig dat kinderen ervaren dat hun ouders aanvaard en gerespecteerd worden en kinderen zich niet in een moeilijke positie tussen hulpverlener en ouder hoeven te bevinden.

Een warme, waarderende houding houdt ook in dat kinderen benaderd worden als relevante partner, wiens mening er toe doet. Dit vraagt van begeleiders een open en eerlijke houding. Kinderen worden geïnformeerd en betrokken bij wat hen aanbelangt, rekening houdende met de leeftijd en ontwikkeling van het kind.

 

Het CKG wil voor een kind alle kansen creëren om zich te ontplooien en te ontwikkelen. Begeleiders doen er alles aan om een positieve leeromgeving te creëren. Ze ontwerpen een stimulerende en uitdagende omgeving, aansluitend bij de mogelijkheden en interesses van het kind. Er is steeds aandacht voor het tempo van het kind. Een kind wordt ook uitgedaagd om op ontdekking te gaan, om nieuwe ervaringen op te doen. Het kind ontdekt zo nieuwe mogelijkheden in zichzelf en in zijn omgeving.

 

5 Agogisch concept

5.1 Beeld op opvoeden en opvoedingsondersteuning

In het CKG zien we opvoeden niet als een geïsoleerd gebeuren. Opvoeden is een complex fenomeen dat verweven is met allerlei andere aspecten (~ systeemdenken). Er is enerzijds sprake van wederzijdse beïnvloeding tussen ouder en kind (transactioneel proces): Elk kind is anders (zie kindbeeld) en is voortdurend in ontwikkeling. Hoe de ouders hierop inspelen, is bepalend voor de verdere ontwikkeling van het kind. Door te spreken van wederzijdse beïnvloeding, wordt er vermeden om een ‘schuldige’ voor opvoedingsproblemen te vinden, maar wordt er juist ingezet op de bereidheid om naar het eigen aandeel te kijken. Elk kind maakt ook deel uit van een gezin, waarin verschillende factoren meespelen die invloed hebben op hoe er met het kind wordt omgegaan (temperament en persoonlijkheid van de ouders, de opvoedingsgeschiedenis van de ouders, partnerrelatie, normen, waarden en verwachtingen binnen het gezin,…).

Daarnaast is er ook beïnvloeding vanuit een ruimere context (ecologische visie). We denken daarbij aan de materiële mogelijkheden van het gezin, het familiaal en sociaal netwerk van het gezin, culturele invloeden, tijdsgeest,… Het balansmodel van Bakker (zie schema hieronder) geeft een mooi overzicht van het samenspel van protectieve en risicofactoren voor de opvoeding op alle niveaus en doet stilstaan bij de factoren die allemaal een rol spelen in het opvoedingsgebeuren.

Figuur 1: Bakker, I., Bakker, C., Van Dijke, A. & Terpstra, L. (1998). O&O in perspectief (p.21). Utrecht: NIZW

Vanuit de visie dat opvoeding door al deze aspecten beïnvloed wordt, gaan we uit van een brede definitie van opvoedingsondersteuning. Begeleiding vanuit het CKG vertrekt vanuit de opvoedingsvragen van ouders, maar er gaat ook aandacht naar de opvoedingsrelatie en de contextfactoren. Wat opvoedingsondersteuning dan precies allemaal inhoudt, kan heel breed zijn. Het omvat “alle activiteiten die tot doel hebben de opvoedingssituatie van kinderen te verbeteren, met andere woorden opvoeders te helpen opvoeden” (J. Hermanns, 1992). Het doel van de ondersteuning is erop gericht om “optimale ontwikkelingskansen te bieden aan kinderen” (L. Vandemeulebroecke, 2000).

De opvoedingsondersteuning van het CKG is preventief, in die zin dat er wordt geprobeerd een verdere escalatie van problemen te vermijden. Welk aanbod er wordt gedaan naar ouders, is afhankelijk van de hulpvraag van ouders en kind (~ belang van de minderjarige!), waarbij gekeken wordt naar de minst ingrijpende hulpvorm (~ subsidiariteitsprincipe). Een begeleiding vanuit het CKG kan maar starten mits medewerking en goedkeuring van de ouders. Het CKG biedt een tijdelijk hulpaanbod aan voor opvoedingsproblemen, zodanig dat ouders de opvoeding op eigen kracht verder kunnen opnemen. Het is erop gericht om van opvoeden weer een aangenaam gebeuren te maken voor alle betrokkenen (~positief opvoeden).

Het CKG wil daarom vasthouden aan het geloof dat in elk gezin krachten en protectieve factoren te vinden zijn. Opvoedingsondersteuning vanuit het CKG wil zich dus niet zomaar focussen op de moeilijkheden en de risico’s, maar wil de krachten versterken en het evenwicht tussen risico- en protectieve factoren terug in positieve balans brengen (~ krachtgerichte benadering). Die krachten dienen in eerste plaats gezocht te worden in het bestaande netwerk van het gezin. Het CKG vertrekt namelijk niet van de veronderstelling dat het altijd professionele hulpverleners zijn die de antwoorden hebben. De ouders en het kind weten zelf vaak goed waar het probleem zit, en antwoorden of oplossingen dienen in eerste plaats van hen uit te komen (~ vermaatschappelijking van de hulp). Het CKG zal daarom samen met het gezin op zoek gaan om het bestaande netwerk te versterken en uit te breiden, en indien nodig, door te verwijzen naar andere hulp- en/of dienstverlening. We willen daarbij ouders de boodschap geven dat ze niet alles ‘alleen’ hoeven te doen. We willen ouders sterken maken in het durven vragen naar hulp. Het hebben van vragen is normaal en het krijgen van hulp is ieders volste recht. Geen enkele ouder moet er alleen voor staan.

 

5.2 Positie van de ouders

Het CKG vertrekt resoluut vanuit de opvoedingsverantwoordelijkheid van de ouders. Ouders blijven boven alles steeds de ouder van hun kind. Deze visie wordt ondersteund door het contextueel denken dat stelt dat ouders en kinderen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het CKG respecteert deze band en wil de loyaliteitsband tussen ouders en kind bevorderen en een veilige gehechtheid stimuleren. Het CKG zal ouders ondersteunen in het opnemen van bijhorende taken en verantwoordelijkheden. Daarbij is er erkenning voor de moeilijkheden die ouders ervaren die een impact kunnen hebben op hun draagkracht.

Ouders worden gezien als gelijkwaardige partners in de begeleiding. Er wordt een open dialoog nagestreefd, waarbij ouders en begeleiders open en eerlijk met elkaar kunnen communiceren. Er wordt belang gehecht aan wat de ouders zeggen. Hun mening doet er toe, hun mening over de opvoeding van hun kinderen en hun mening over de organisatie en verloop van de begeleiding. Er wordt getracht een vertrouwensrelatie op te bouwen, zodanig dat ouders zich voldoende veilig voelen om hun vragen te stellen. Begeleiders hebben deze band ook nodig om het positieve bij ouders te kunnen benoemen, maar ook om eerlijk over bezorgdheden te spreken.

In het CKG wordt vervolgens ook steeds uitgegaan van de positieve intenties van ouders. We geloven dat ouders het beste willen voor hun kinderen en respecteren de hulpvraag die ze hier rond durven stellen. Elke verbetering, elke kleine stap vooruit moet gezien en kunnen benoemd worden. We willen ouders ondersteunen om zo’n goed mogelijke ouders te worden. Hiervoor vertrekken we van de vragen die ouders zelf stellen (~ vraaggericht werken) en zetten we in op de aanwezige krachten bij henzelf en hun netwerk (~ krachtgericht werken), zodanig dat ouders op eigen kracht verder kunnen. We willen hierbij de boodschap geven aan ouders dat ze dit niet alleen hoeven te doen. Opvoeden is een moeilijke taak en geen enkele ouder kan alles alleen. Hulp vragen aan familie, vrienden, diensten,… is normaal! We willen ouders ook sterker maken in het vragen van deze hulp.

 

5.3 Agogische interactie

Het CKG is een gezinsgerichte werking. Alle begeleiders, zowel leefgroepbegeleiders als gezinsbegeleiders, werken met ouders en kinderen. Om met de ouders een hulpverleningsrelatie op te bouwen, worden bepaalde vaardigheden en attitudes verwacht.

Begeleiders zijn open en authentiek. Begeleiders proberen steeds vanuit het gezamenlijk doel (belang en welzijn van het kind) in dialoog te gaan met de ouders. Ze blijven hierbij zichzelf en zijn rechtuit over zowel de goede zaken als de bezorgdheden. Begeleiders spreken vanuit zichzelf en gaan in directe communicatie met de ouders. Elke stap in de begeleiding gebeurt in overleg en medeweten van de ouders.

Begeleiders nemen een respectvolle houding aan en zien ouders als gelijkwaardige partners. Er wordt met respect gesproken met en over ouders, zeker in aanwezigheid van de kinderen. Begeleiders stellen zich niet op als de alwetende expert, maar luisteren onbevangen naar het verhaal van de ouders. Hierbij dient de begeleider zich meerzijdig partijdig op te stellen, met oog voor het verhaal, de context en kwetsuren van elke betrokkene, zonder daarbij veroordelend te zijn. De begeleider heeft respect voor de loyaliteit tussen ouders en kinderen. Hij zal dan ook investeren in een goed contact tussen kind en ouder, maar ook tussen ouder en begeleider.

Begeleiders beschikken over een positieve ingesteldheid. Er wordt bewust gekozen om de focus te leggen op wat wél goed loopt, wat verbeterd is. Elk klein stapje vooruit wordt gewaardeerd en benoemd. Begeleiders versterken ouders in het zien en leren waarderen van die vooruitgang, zowel bij henzelf als bij hun kinderen (~ positief opvoeden). Begeleiders zijn ook empathisch en tonen begrip voor momenten dat het minder goed gaat.

Begeleiders zijn in staat om ouders te ondersteunen. Begeleiders kunnen hun aanpak aanpassen aan de noden en mogelijkheden van de ouders. Zij hebben daarbij oog voor wat ouders al kunnen en sluiten daarbij aan. Ze voelen aan welke begeleiderstechnieken aanslaan bij de ouders en zetten deze naargelang in (sociaal leren, ervaringsgericht leren, confronteren, adviseren, informeren, modeling,…). Wat werkt, wordt verder versterkt (~ oplossingsgericht denken). Begeleiders gaan empowerend te werk en willen ouders bewust maken van hun eigen krachten en bekwaamheden en willen deze samen versterken. Ze helpen ouders ook in het versterken van hun maatschappelijke positie en informele netwerk.